cliënten ervaringen bij cff
meer lucht voor jantineke kerstel
In maart 2007 kreeg ik de diagnose COPD (longemfyseem). Dit is een progressieve longziekte. Ik was destijds onder behandeling van een fysiotherapeut van het CFF. Hij raadde me aan om onder begeleiding aan mijn conditie te werken.
Het op pijl houden of verbeteren van de conditie is essentieel voor patiënten met COPD.
Na een intakegesprek en de bijbehorende oefeningen ben ik in januari 2008 begonnen in de oefenzaal van het CFF. Ik heb altijd een zittend beroep gehad, dus het werken aan mijn conditie was hard nodig. In eerste instantie oefende ik 1 x per week, maar dat bleek toch te weinig. In de loop van de jaren ging mijn longfunctie achteruit en heb ik ook bij het CFF de ademhalings- en ontspanningstherapie gevolgd.
Ook heb ik in overleg met de therapeuten de oefenfrequentie opgevoerd tot 3 x per week. Het gevolg daarvan is dat mijn longfunctie nu stabiel blijft. Tevens volg ik nog steeds de ademhalingslessen van Thera. Na een ongelukkige val in juli van 2018 heb ik een aantal maanden niet kunnen trainen. Sinds een paar weken ben ik weer begonnen. Uiteraard moet nu mijn conditie weer opgebouwd worden en dat gaat prima onder leiding van de therapeuten in de oefenzaal.
Kortom, ik ben blij met de ondersteuning van het CFF met zijn zeer professionele, geduldige therapeuten, bij wie je altijd terecht kunt voor advies op maat.
Jantineke Kerstel
Het op pijl houden of verbeteren van de conditie is essentieel voor patiënten met COPD.
Na een intakegesprek en de bijbehorende oefeningen ben ik in januari 2008 begonnen in de oefenzaal van het CFF. Ik heb altijd een zittend beroep gehad, dus het werken aan mijn conditie was hard nodig. In eerste instantie oefende ik 1 x per week, maar dat bleek toch te weinig. In de loop van de jaren ging mijn longfunctie achteruit en heb ik ook bij het CFF de ademhalings- en ontspanningstherapie gevolgd.
Ook heb ik in overleg met de therapeuten de oefenfrequentie opgevoerd tot 3 x per week. Het gevolg daarvan is dat mijn longfunctie nu stabiel blijft. Tevens volg ik nog steeds de ademhalingslessen van Thera. Na een ongelukkige val in juli van 2018 heb ik een aantal maanden niet kunnen trainen. Sinds een paar weken ben ik weer begonnen. Uiteraard moet nu mijn conditie weer opgebouwd worden en dat gaat prima onder leiding van de therapeuten in de oefenzaal.
Kortom, ik ben blij met de ondersteuning van het CFF met zijn zeer professionele, geduldige therapeuten, bij wie je altijd terecht kunt voor advies op maat.
Jantineke Kerstel
de Training van rien verhoef
Toen ik bijna 40 jaar geleden mijn eerste boek vertaalde, werkte ik met pen op een blocnote en tikte ik daarna op mijn schrijfmachine het manuscript dat naar mijn uitgeverij ging. Soms had ik een lichte monnikenkramp, maar chronisch werd die niet.
Halverwege de jaren tachtig deden de pc en daarmee het digitale toetsenbord hun intrede en als een van de eerste vertalers liet ik me door de nieuwe techniek betoveren. Aanvankelijk leek deze een zegen, doordat ik mijn polsen, armen en schouders veel minder hoefde te bewegen dan achter mijn schrijfmachine. Maar 10 jaar later bleek die zegen een vloek te zijn geweest: sluipenderwijs had ik de onbekende – en onherstelbare – aandoening RSI opgelopen.
Ik was nog geen 50 en moest als kleine zelfstandige (zoals we de ‘zzp’er’ toen nog noemden) voor mijn beroepstoekomst vrezen. Via vrienden belandde ik bij het CFF, toen nog aan de De Boelelaan, want er was een theorie die zei dat een gerichte training van armen en schouders die nieuwe ziekte dan misschien niet kon genezen, maar wel beheersbaar zou kunnen houden. Let wel: dit alles was nog voor de muis en de beruchte arm die daaraan vast bleek te zitten.
Maar de IT-revolutie bracht ook lichtpuntjes: na de komst van het internet ging ik experimenteren met spraakherkenning en vertaalprogramma’s, allemaal met het doel mijn ‘bovenste ledematen’ te ontlasten. Intussen bleef het CFF mijn reddingsboei. Ik sloeg weleens een jaartje over, en zelfs weleens twee, maar als het achter mijn bureau dan weer steeds minder te harden werd, kwam ik gedwee weer mijn oefeningen doen.
Sinds een kleine 10 jaar is er nóg een goede reden om te proberen in conditie te blijven: Flip, kleinzoon van mijn vriendin en het zonnetje van mijn oude dag. Want wat is er als AOW’er leuker dan om nog een potje mee te voetballen en een jongetje van inmiddels 30 kilo met een stalen gezicht een kontje te geven als daarbij de bal op een garagedak belandt?
Ik ben nu bijna 67 en ik werk nog altijd fulltime, en dat ik daar geen enkele moeite mee heb – ‘Afkloppen!’ roept mijn vriendin nu – dank ik voor een belangrijk deel aan het CFF.
Rien Verhoef
Halverwege de jaren tachtig deden de pc en daarmee het digitale toetsenbord hun intrede en als een van de eerste vertalers liet ik me door de nieuwe techniek betoveren. Aanvankelijk leek deze een zegen, doordat ik mijn polsen, armen en schouders veel minder hoefde te bewegen dan achter mijn schrijfmachine. Maar 10 jaar later bleek die zegen een vloek te zijn geweest: sluipenderwijs had ik de onbekende – en onherstelbare – aandoening RSI opgelopen.
Ik was nog geen 50 en moest als kleine zelfstandige (zoals we de ‘zzp’er’ toen nog noemden) voor mijn beroepstoekomst vrezen. Via vrienden belandde ik bij het CFF, toen nog aan de De Boelelaan, want er was een theorie die zei dat een gerichte training van armen en schouders die nieuwe ziekte dan misschien niet kon genezen, maar wel beheersbaar zou kunnen houden. Let wel: dit alles was nog voor de muis en de beruchte arm die daaraan vast bleek te zitten.
Maar de IT-revolutie bracht ook lichtpuntjes: na de komst van het internet ging ik experimenteren met spraakherkenning en vertaalprogramma’s, allemaal met het doel mijn ‘bovenste ledematen’ te ontlasten. Intussen bleef het CFF mijn reddingsboei. Ik sloeg weleens een jaartje over, en zelfs weleens twee, maar als het achter mijn bureau dan weer steeds minder te harden werd, kwam ik gedwee weer mijn oefeningen doen.
Sinds een kleine 10 jaar is er nóg een goede reden om te proberen in conditie te blijven: Flip, kleinzoon van mijn vriendin en het zonnetje van mijn oude dag. Want wat is er als AOW’er leuker dan om nog een potje mee te voetballen en een jongetje van inmiddels 30 kilo met een stalen gezicht een kontje te geven als daarbij de bal op een garagedak belandt?
Ik ben nu bijna 67 en ik werk nog altijd fulltime, en dat ik daar geen enkele moeite mee heb – ‘Afkloppen!’ roept mijn vriendin nu – dank ik voor een belangrijk deel aan het CFF.
Rien Verhoef